Dutch Meaning of bounding
begrenzing
Other Dutch words related to begrenzing
- Bijgevoegd
- omliggende
- communicerend
- verbonden
- Omarmen
- omsingeling
- bijgesloten
- bijgaand
- verbonden
- gekoppeld
- marginaal
- perifeer
- omgeving
- verbindend
- aangrenzend
- aangrenzend
- ambient
- ongeveer
- Dichtstbijzijnde
- Aangrenzend
- uitgebreid
- Schermen
- onmiddellijk
- toetreding
- in de buurt van
- nabij
- dichtstbijzijnde
- naast de deur
- nacht
- rand
- tangens
- tangentiaal
- verenigd
- onderling verbonden
- grenzend
- grenzend
- dichtbij
- aangrenzend
- Flankerend
- FLUSH
- randen
- naast elkaar geplaatst
- naburige
- plint
- ontroerend
- grenzend
- Uit elkaar
- weg
- losstaand
- losgekoppeld
- ver gelegen
- ver
- verste
- isoleren
- geïsoleerd
- Niet-aangrenzend
- afgelegen
- verwijderd
- afzonderlijk
- single
- ongebonden
- niet verbonden
- niet-aaneengesloten
- discontinu
- verdeeld
- ver weg
- veraf
- Niet-continu
- gescheiden
- Oploste
- afgehakt
- splitsen
- stukgemaakt
- vrijstaand
- Niet gekoppeld
- losgekoppeld
- afgesneden
- gedissocieerd
- Verdeeld
- Gescheiden
- vertakt
- losgekoppeld
- ongetuigd
- gescheurde
Nearest Words of bounding
Definitions and Meaning of bounding in English
bounding (p. pr. & vb. n.)
of Bound
bounding (a.)
Moving with a bound or bounds.
FAQs About the word bounding
begrenzing
of Bound, Moving with a bound or bounds.
Bijgevoegd,omliggende,communicerend,verbonden,Omarmen,omsingeling,bijgesloten,bijgaand,verbonden,gekoppeld
Uit elkaar,weg,losstaand,losgekoppeld,ver gelegen,ver,verste,isoleren,geïsoleerd,Niet-aangrenzend
bounderish => onbeschoft, bounder => schurk, bounden => verplicht, boundedness => begrensdheid, bounded interval => begrensd interval,