Dutch Meaning of adjoining

aangrenzend

Other Dutch words related to aangrenzend

Definitions and Meaning of adjoining in English

Webster

adjoining (p. pr. & vb. n.)

of Adjoin

Webster

adjoining (a.)

Joining to; contiguous; adjacent; as, an adjoining room.

FAQs About the word adjoining

aangrenzend

of Adjoin, Joining to; contiguous; adjacent; as, an adjoining room.

aangrenzend,naburige,grenzend,Bijgevoegd,grenzend,Dichtstbijzijnde,Aangrenzend,Flankerend,toetreding,verenigd

Uit elkaar,losstaand,losgekoppeld,ver gelegen,verste,isoleren,geïsoleerd,Niet-aangrenzend,afgelegen,verwijderd

adjoined => aangrenzend, adjoinant => aangrenzend, adjoin => aangrenzend, adjectiving => adjectivering, adjectively => adverbiaal,