Dutch Meaning of neighboring
naburige
Other Dutch words related to naburige
- aangrenzend
- aangrenzend
- grenzend
- Bijgevoegd
- grenzend
- dichtbij
- Dichtstbijzijnde
- Aangrenzend
- Flankerend
- toetreding
- naast elkaar geplaatst
- nabij
- dichtstbijzijnde
- verenigd
- ambient
- ongeveer
- begrenzing
- omliggende
- communicerend
- verbonden
- aangrenzend
- Omarmen
- omsingeling
- bijgesloten
- Schermen
- FLUSH
- randen
- onmiddellijk
- verbonden
- gekoppeld
- marginaal
- in de buurt van
- naast de deur
- nacht
- perifeer
- plint
- omgeving
- tangentiaal
- ontroerend
- grenzend
- verbindend
- onderling verbonden
- Uit elkaar
- losstaand
- losgekoppeld
- ver gelegen
- verste
- isoleren
- geïsoleerd
- Niet-aangrenzend
- afgelegen
- afzonderlijk
- single
- ongebonden
- niet verbonden
- vrijstaand
- niet-aaneengesloten
- Niet gekoppeld
- weg
- discontinu
- verdeeld
- ver
- ver weg
- veraf
- Niet-continu
- verwijderd
- Oploste
- afgehakt
- splitsen
- losgekoppeld
- gedissocieerd
- Verdeeld
- Gescheiden
- gescheiden
- vertakt
- losgekoppeld
- stukgemaakt
- gescheurde
Nearest Words of neighboring
Definitions and Meaning of neighboring in English
neighboring (s)
having a common boundary or edge; abutting; touching
neighboring (p. pr. & vb. n)
of neighbor
neighboring (a.)
Living or being near; adjacent; as, the neighboring nations or countries.
FAQs About the word neighboring
naburige
having a common boundary or edge; abutting; touchingof neighbor, Living or being near; adjacent; as, the neighboring nations or countries.
aangrenzend,aangrenzend,grenzend,Bijgevoegd,grenzend,dichtbij,Dichtstbijzijnde,Aangrenzend,Flankerend,toetreding
Uit elkaar,losstaand,losgekoppeld,ver gelegen,verste,isoleren,geïsoleerd,Niet-aangrenzend,afgelegen,afzonderlijk
neighborhood => buurt, neighbored => naastgelegen, neighbor => buur, neigh => hinniken, neife => niet,