Dutch Meaning of probity
Integriteit
Other Dutch words related to Integriteit
- goedheid
- eerlijkheid
- integriteit
- moraal
- deugd
- Karakter
- fatsoen
- ethiek
- eer
- Moraal
- rechtvaardigheid
- rechtvaardigheid
- juistheid
- rechtopstaande
- Deugdzaamheid
- Gepastheid
- correctheid
- decorum
- Etiquette
- Fitness
- Hooggeëerdheid
- onvergankelijkheid
- onberispelijkheid
- eigendom
- scrupuleusheid
- nauwgezetheid
- welvoeglijkheid
- onberispelijkheid
- Rechtvaardigheid
- Slechtheid
- degradatie
- kwaad
- Boosheid
- Zedeloosheid
- onfatsoenlijkheid
- onbetamelijkheid
- Onbetamelijk
- indiscretie
- onrecht
- Perversie
- Zonde
- Slechtheid
- slechtheid
- corruptie
- kromming
- degeneratie
- Verdorvenheid
- oneerlijkheid
- laagheid
- gemeenheid
- zondigheid
- Gewetenloos
- boosaardigheid
- Gemeenheid
- perversiteit
- Slinksheid
Nearest Words of probity
- problem solver => Probleemoplosser
- problem solving => probleemoplossing
- problematic => problematisch
- problematical => problematisch
- problematically => problematisch
- problem-oriented language => Probleemgeoriënteerde taal
- proboscidea => Snuitkevers
- proboscidea arenaria => Slurfdieren
- proboscidea fragrans => slurfhoren
- proboscidea louisianica => Chobotbekken van Louisiana
Definitions and Meaning of probity in English
probity (n)
complete and confirmed integrity; having strong moral principles
FAQs About the word probity
Integriteit
complete and confirmed integrity; having strong moral principles
goedheid,eerlijkheid,integriteit,moraal,deugd,Karakter,fatsoen,ethiek,eer,Moraal
Slechtheid,degradatie,kwaad,Boosheid,Zedeloosheid,onfatsoenlijkheid,onbetamelijkheid,Onbetamelijk,indiscretie,onrecht
probiotic microflora => Probiotische microflora, probiotic flora => Probiotische flora, probiotic bacterium => probiotische bacterie, probiotic => probiotica, probing => peilen,