Dutch Meaning of implausibility
onwaarschijnlijkheid
Other Dutch words related to onwaarschijnlijkheid
- bedrog
- Dubbelspel
- Dubbelzinnigheid
- vervalsing
- valsheid
- ongelooflijkheid
- ongelooflijkheid
- sluwheid
- Oneerlijkheid
- gladheid
- kunstgreep
- verleiden
- bedrog
- sluwheid
- kromming
- sluw
- geveinsd
- verhulling
- bedrog
- Ekwivoke
- overdrijving
- valsheid
- Heimelijkheid
- list
- onnauwkeurigheid
- omweg
- olieachtigheid
- perfidie
- smoesjes
- gladheid
- gladheid
- sluwheid
- bedrog
- Gewetenloos
- sluwheid
- Listigheid
- bedrieglijkheid
- leugenachtigheid
- verraderlijkheid
- dubbelzinnig
- Slinksheid
- bedrog
- bedrog
- oneerlijkheid
- liegen
- leugen
- Ontrouw
Nearest Words of implausibility
- implausible => onwaarschijnlijk
- implausibleness => Onwaarschijnlijkheid
- implausibly => onwaarschijnlijk
- impleach => afzetten
- implead => Aanklagen | Klachten indienen | Verzoeken om rechtsingang
- impleadable => vervolgbaar
- impleaded => betrokken
- impleader => oproeper in vrijwaring
- impleading => Eiser
- impleasing => onaangenaam
Definitions and Meaning of implausibility in English
implausibility (n)
the quality of provoking disbelief
implausibility (n.)
Want of plausibility; the quality of being implausible.
FAQs About the word implausibility
onwaarschijnlijkheid
the quality of provoking disbeliefWant of plausibility; the quality of being implausible.
bedrog,Dubbelspel,Dubbelzinnigheid,vervalsing,valsheid,ongelooflijkheid,ongelooflijkheid,sluwheid,Oneerlijkheid,gladheid
geloofwaardigheid,geloofwaardigheid,aannemelijkheid,eerlijkheid,integriteit,aannemelijkheid,Integriteit,waarachtigheid,waarachtigheid,waarheid
implating => Implanteren, implated => geïmplanteerd, implate => Implantaat, implanting => implantatie, implanted => geïmplanteerd,
