FAQs About the word go to

gaan naar

be present at (meetings, church services, university), etc.

consulteren,verwijzen naar,zijn toevlucht nemen tot,wenden tot,terugvallen op,gebruik,afhankelijk (van),in dienst nemen,vertrouwen (op),gebruiken

No antonyms found.

go through with => met doorgaan, go through the motions => Dezelfde bewegingen blijven maken, go through => doorlopen, go steady => Een vaste relatie hebben, go past => voorbijgaan,