Dutch Meaning of shoplifted
Winkeldiefstal
Other Dutch words related to Winkeldiefstal
- pakte
- geplunderd
- geplukt
- Gepocheerd
- getrokken
- geritsel
- in beslag genomen
- gekaapt
- gegrepen
- ontvoerd
- gepikt
- ontvoerd
- genageld
- gejat
- geplunderd
- geplunderd
- beroofd
- ontslagen
- stal
- nam
- ingebroken
- Kraag
- gegrepen
- gekaapt
- gepikt
- gestolen
- sponsachtig
- geswipet
- toegeëigend
- verslaafd
- opgeheven
- toegeëigend
- ingesneden
- Geplukt
- geknepen
- in de zak
- gechanteerd
- levendig
- gestolen
- overvallen
- omvergeworpen
- Afgezet
- snitched
Nearest Words of shoplifted
Definitions and Meaning of shoplifted in English
shoplifted
to steal (displayed goods) from a store, to steal merchandise on display in stores, to steal displayed goods from a store
FAQs About the word shoplifted
Winkeldiefstal
to steal (displayed goods) from a store, to steal merchandise on display in stores, to steal displayed goods from a store
pakte,geplunderd,geplukt,Gepocheerd,getrokken,geritsel,in beslag genomen,gekaapt,gegrepen,ontvoerd
gekocht,gekocht,gaf,bijgedragen,gepresenteerd,toegekend,gedoneerd,overgedragen
shopkeepers => winkeliers, shopgirls => Winkelmeisjes, shop (for) => Winkelen (voor), shop (around) => winkelen, shoots up => Groeit snel,