Dutch Meaning of shoplifters
winkeldieven
Other Dutch words related to winkeldieven
- autodieven
- Zakkenrollers
- ontvoerders
- ontvoerders
- kleptomanen
- plunderaars
- zakkenrollers
- ontvoerders
- verduisteraars
- arbeiders
- inbrekers
- plunderaars
- piraten
- plunderaars
- rovers
- veedieven
- kapers
- smokkelaars
- bandieten
- Kattenburglars
- inbrekers
- Plunderaars
- dips
- voetkussentjes
- struikrovers
- kleptomanen
- Inbreker
- tang
- plunderaars
- kluiskraker
Nearest Words of shoplifters
Definitions and Meaning of shoplifters in English
shoplifters
one who shoplifts, a person who shoplifts
FAQs About the word shoplifters
winkeldieven
one who shoplifts, a person who shoplifts
autodieven,Zakkenrollers,ontvoerders,ontvoerders,kleptomanen,plunderaars,zakkenrollers,ontvoerders,verduisteraars,arbeiders
No antonyms found.
shoplifted => Winkeldiefstal, shopkeepers => winkeliers, shopgirls => Winkelmeisjes, shop (for) => Winkelen (voor), shop (around) => winkelen,
