Dutch Meaning of instructing
instruerend
Other Dutch words related to instruerend
- onderwijzen
- onderwijs
- Begeleiding
- indoctrinatie
- scholing
- training
- Bijles
- briefing
- katecheseren
- coaching
- regie
- boren
- leerzaam
- verhelderend
- vertrouwd raken
- passend
- Aarding
- in staat stellen
- Thuis onderwijs
- meedelen (aan)
- implantatie
- inboezemend
- Informeren
- initialiserende
- instillerend
- inleiding
- toonaangevend
- lezer
- lesgeving
- mentoring
- moraliserend
- preken
- voorbereiden
- primeren
- kwalificerende
- fokken
- herscholing
- weergegeven
Nearest Words of instructing
- instruction => instructie
- instruction book => Gebruiksaanwijzing
- instruction execution => Instructie-uitvoering
- instruction manual => Handleiding
- instructional => instruerend
- instructions => instructies
- instructive => instructief
- instructively => instructief
- instructor => Instructeur
- instructorship => instructie
Definitions and Meaning of instructing in English
instructing (p. pr. & vb. n.)
of Instruct
FAQs About the word instructing
instruerend
of Instruct
onderwijzen,onderwijs,Begeleiding,indoctrinatie,scholing,training,Bijles,briefing,katecheseren,coaching
Misleidend,Misinformatie
instructible => Instructief, instructer => Instructeur, instructed => geïnstrueerd, instruct => instrueren, instroke => trek,