Dutch Meaning of confidence
vertrouwen
Other Dutch words related to vertrouwen
- garantie
- Bedachtzaamheid
- zelfvertrouwen
- zelfvertrouwen
- Zelfvertrouwen
- Zelfverzekerdheid
- aplomb
- Verwaandheid
- Zelfgenoegzaamheid
- Ego
- hybris
- overmoed
- trots
- trots
- Zelfvertrouwen
- Smugheid
- ijdelheid
- aanname
- pretentieusheid
- kalmte
- zelfgenoegzaamheid
- eigenwaan
- verwaandheid
- coolness
- Egoïsme
- egoïsme
- kalmte
- Arrogantie
- hoogte
- heerszucht
- verhevenheid
- verhevenheid
- beslistheid
- plechtigheid
- opgeblazenheid
- zelfverheerlijking
- zelfgenoegzaamheid
- zelfgenoegzaamheid
- zelfoverschatting
- Zelfbelang
- eigen mening
- zelfbeheersing
- zelfgenoegzaamheid
- hooghartigheid
- Superioriteit
- ijdelheid
- Zelfveronderstelling
- zelfgevolg
- tevreden met zichzelf
- Zelfgenoegzaamheid
- zelfverheerlijking
- zelfbeheersing
- ijdeltuiterij
Nearest Words of confidence
- confidence game => Vertrouwensspel
- confidence man => oplichter
- confidence trick => vertrouwensklap
- confident => vol zelfvertrouwen
- confidential => vertrouwelijk
- confidential adviser-advisee relation => Vertrouwensadviseur-klantrelatie
- confidential information => vertrouwelijke informatie
- confidentiality => vertrouwelijkheid
- confidentially => Vertrouwelijk
- confidently => zelfverzekerd
Definitions and Meaning of confidence in English
confidence (n)
freedom from doubt; belief in yourself and your abilities
a feeling of trust (in someone or something)
a state of confident hopefulness that events will be favorable
a trustful relationship
a secret that is confided or entrusted to another
FAQs About the word confidence
vertrouwen
freedom from doubt; belief in yourself and your abilities, a feeling of trust (in someone or something), a state of confident hopefulness that events will be fa
garantie,Bedachtzaamheid,zelfvertrouwen,zelfvertrouwen,Zelfvertrouwen,Zelfverzekerdheid,aplomb,Verwaandheid,Zelfgenoegzaamheid,Ego
onzekerheid,twijfel,onzekerheid,angst,bezorgdheid,wantrouwen jegens zichzelf,zelfvertrouwen
confide => toevertrouwen, confidante => vertrouweling, confidant => Vertrouweling, confetti => Confetti, confessor => biechtvader,