Dutch Meaning of shortsightedness
Bijziendheid
Other Dutch words related to Bijziendheid
- onachtzaamheid
- roekeloosheid
- vergeetachtigheid
- roekeloosheid
- onoplettendheid
- onbedoeld
- onoplettendheid
- onoplettendheid
- laksheid
- nalatigheid
- vergetelheid
- roekeloosheid
- kwijtschelding
- verwaarlozing
- onachtzaamheid
- onvoorzichtigheid
- onverantwoordelijkheid
- ambtsmisdrijf
- Medische fout
- wanbeheer
- nalatigheid
- nalatigheid
- weglating
- Roekeloosheid
- slapheid
- onvoorzichtigheid
- wildheid
- criminaliteit
- onverantwoordelijkheid
- wangedrag
- misleiding
- verkeerd omgaan met
Nearest Words of shortsightedness
- short-snouted => kortsnuit
- short-spoken => zwijgzaam
- short-spurred => kortsporig
- short-spurred fragrant orchid => Kortgespoorde Wespenorchis
- short-staffed => onderbezet
- short-stalked => kortgesteeld
- short-staple cotton => Kortstapelig katoen
- short-stemmed => kortgesteeld
- shortstop => Shortstop
- short-stop => Shortstop
Definitions and Meaning of shortsightedness in English
shortsightedness (n)
(ophthalmology) eyesight abnormality resulting from the eye's faulty refractive ability; distant objects appear blurred
a lack of prudence and care by someone in the management of resources
FAQs About the word shortsightedness
Bijziendheid
(ophthalmology) eyesight abnormality resulting from the eye's faulty refractive ability; distant objects appear blurred, a lack of prudence and care by someone
onachtzaamheid,roekeloosheid,vergeetachtigheid,roekeloosheid,onoplettendheid,onbedoeld,onoplettendheid,onoplettendheid,laksheid,nalatigheid
alertheid,aandacht,oplettendheid,bewustzijn,omzichtigheid,verantwoordelijkheid,waakzaamheid,waakzaamheid,zorgen,handhaving
shortsighted => bijziend, short's aster => Kortaster, shorts => Shorts, short-run => Kortlopend, short-range => korte afstand,
