Dutch Meaning of bullish
bullish
Other Dutch words related to bullish
- vol zelfvertrouwen
- doorslaggevend
- gunstig
- positief
- zeker
- verzekerd
- Beamish
- troostrijk
- ongetwijfeld
- eupeptisch
- goed
- hoopvol
- optimistisch
- veelbelovend
- geruststellend
- roos** (ˈroːs)
- verzachtend
- onverwijld
- optimistisch
- Gelukkig
- helder
- juichend
- bemoedigend
- eerlijk
- gouden
- bemoedigend
- waarschijnlijk
- gunstig
- Rozig
- Rozekleurig
- somber
- donker
- deprimerend
- wanhopig
- ontmoedigend
- ontmoedigend
- somber
- Droevig
- somber
- hopeloos
- ongelukkig
- negatief
- pessimistisch
- onzeker
- onwaarschijnlijk
- weinigbelovend
- bearish
- Treurig
- twijfelachtig
- neergang
- dubieus
- grijs
- grijs
- somber
- niet aanmoedigend
- ongunstig
- ongunstig
- ongemakkelijk
- begrafenis
- neerslachtig
Nearest Words of bullish
Definitions and Meaning of bullish in English
bullish (s)
expecting a rise in prices
bullish (a.)
Partaking of the nature of a bull, or a blunder.
FAQs About the word bullish
bullish
expecting a rise in pricesPartaking of the nature of a bull, or a blunder.
vol zelfvertrouwen,doorslaggevend,gunstig,positief,zeker,verzekerd,Beamish,troostrijk,ongetwijfeld,eupeptisch
somber,donker,deprimerend,wanhopig,ontmoedigend,ontmoedigend,somber,Droevig,somber,hopeloos
bullirag => pesten, bullionist => bullionist, bullion => Goudbaar, bullies => pestkoppen, bullied => gepest,