Dutch Meaning of monogamy
monogamie
Other Dutch words related to monogamie
- verloving
- bigamie
- verloving
- verloving
- huwelijk
- huwelijk
- belofte
- Polyandrie
- Polygamie
- Polygamie
- belofte
- voorstel
- relatie
- trouw
- huwelijk
- bijlage
- Samenwonen
- toewijding
- conjugatie
- Huwelijks
- hand
- Gemengd huwelijk
- wedstrijd
- gemengd huwelijk
- Gemengd huwelijk
- hertrouwen
- Geregistreerd partnerschap
- Gemeenrechtelijk huwelijk
- geregistreerd partnerschap
Nearest Words of monogamy
Definitions and Meaning of monogamy in English
monogamy (n)
the practice or state of having only one spouse at a time
monogamy (n.)
Single marriage; marriage with but one person, husband or wife, at the same time; -- opposed to polygamy. Also, one marriage only during life; -- opposed to deuterogamy.
State of being paired with a single mate.
FAQs About the word monogamy
monogamie
the practice or state of having only one spouse at a timeSingle marriage; marriage with but one person, husband or wife, at the same time; -- opposed to polygam
verloving,bigamie,verloving,verloving,huwelijk,huwelijk,belofte,Polyandrie,Polygamie,Polygamie
Echtscheiding,Scheiding,nietigverklaring
monogamousness => monogamie, monogamous => monogaam, monogamist => monogame, monogamic => Monogaam, monogamian => Monogaam,
