Dutch Meaning of lacerate
lacereren
Other Dutch words related to lacereren
- Blauwe plek
- doorboren
- wond
- slager
- klieven
- crosscut
- snee
- bloed
- hack
- afdingen
- insnijden
- wringen
- scheuren
- scheuren
- Doorhakken
- afschuiving
- Schuine streep
- plak
- spleet
- splitsen
- steek
- traan
- Amputeren
- anatomiseren
- snijden
- chip
- Beitel
- snijden
- afsluiten
- dobbelstenen
- ontleden
- Hacksaw
- Gehakt
- inkeping
- klinken
- zaag
- Schaar
- sectie
Nearest Words of lacerate
Definitions and Meaning of lacerate in English
lacerate (v)
cut or tear irregularly
deeply hurt the feelings of; distress
lacerate (s)
irregularly slashed and jagged as if torn
having edges that are jagged from injury
lacerate (v. t.)
To tear; to rend; to separate by tearing; to mangle; as, to lacerate the flesh. Hence: To afflict; to torture; as, to lacerate the heart.
lacerate (p. a.)
Alt. of Lacerated
FAQs About the word lacerate
lacereren
cut or tear irregularly, deeply hurt the feelings of; distress, irregularly slashed and jagged as if torn, having edges that are jagged from injuryTo tear; to r
Blauwe plek,doorboren,wond,slager,klieven,crosscut,snee,bloed,hack,afdingen
gloednieuw,nieuw,Spiksplinternieuw.,ongebruikt,Schoon en netjes
lacerable => scheurbaar, lacer => lacereren, lacepod => Kantzakje, lacemen => Kantenmakers, laceman => Kantenmaker,
