Dutch Meaning of insolvent
insolvent
Other Dutch words related to insolvent
- Bankroet
- failliet
- Failliet
- buste, borstbeeld
- gearresteerd
- armlastig
- arm
- behoeftig
- Berooid
- arm
- bedelaar
- bedelachtig
- neerslachtig
- beroofd
- kansarmen
- onteigend
- in nood
- berooid
- hongerig
- van de hand in de tand
- krap bij kas
- moeilijk
- onvermogend
- Laag
- noodzakelijk
- nodig
- behoeftig
- verarmd
- armoedig
- geknepen
- armoedig
- gereduceerd
- verwoest
- kort
- Gebroken
- versleten
- Minderbedeelde
- straatarm
- Arm
- bezitloos
- benard
- onbemiddeld
Nearest Words of insolvent
Definitions and Meaning of insolvent in English
insolvent (n)
someone who has insufficient assets to cover their debts
insolvent (a)
unable to meet or discharge financial obligations
insolvent (a.)
Not solvent; not having sufficient estate to pay one's debts; unable to pay one's debts as they fall due, in the ordinary course of trade and business; as, in insolvent debtor.
Not sufficient to pay all the debts of the owner; as, an insolvent estate.
Relating to persons unable to pay their debts.
insolvent (n.)
One who is insolvent; as insolvent debtor; -- in England, before 1861, especially applied to persons not traders.
FAQs About the word insolvent
insolvent
someone who has insufficient assets to cover their debts, unable to meet or discharge financial obligationsNot solvent; not having sufficient estate to pay one'
Bankroet,failliet,Failliet,buste, borstbeeld,gearresteerd,armlastig,arm,behoeftig,Berooid,arm
comfortabel,Welvarend,rijk,rijk,Begoed,vet,FLUSH,vermogend,vermogend,vorstelijk
insolvency => onvermogen, insolvencies => Insolventies, insolvable => onoplosbaar, insolubleness => Onoplosbaarheid, insoluble => onoplosbaar,
