Dutch Meaning of impulsivity
impulsiviteit
Other Dutch words related to impulsiviteit
- onachtzaamheid
- overvloed
- roekeloosheid
- Impulsiviteit
- indiscretie
- Onbezorgdheid
- roekeloosheid
- ijver
- Vurigheid
- enthousiasme
- Vurigheid
- Lichtvoetigheid
- geest
- Spontaanheid
- roekeloosheid
- Ongedwongenheid
- warmte
- fanatisme
- IJver
- verlaten
- verlatenheid
- carte blanche
- nonchalance
- gemak
- overschot
- overdaad
- uit de vrije hand
- Incontinentie
- aflaat
- onmatigheid
- losbandigheid
- Naturaliteit
- permissiviteit
- spontaniteit
- onbeperkt
- dartelheid
- wildheid
- laksheid
- Ongekendheid
- onbewustzijn
Nearest Words of impulsivity
Definitions and Meaning of impulsivity in English
impulsivity
actuated by or prone to act on impulse, acting momentarily, prone to act on impulse, having the power of or actually driving or impelling, acting or tending to act on impulse, resulting from a sudden impulse, arising from an impulse
FAQs About the word impulsivity
impulsiviteit
actuated by or prone to act on impulse, acting momentarily, prone to act on impulse, having the power of or actually driving or impelling, acting or tending to
onachtzaamheid,overvloed,roekeloosheid,Impulsiviteit,indiscretie,Onbezorgdheid,roekeloosheid,ijver,Vurigheid,enthousiasme
beperking,Gênant,Inhibitie,repressie,reserve,terughoudendheid,terughoudendheid,onderdrukking,onrust,zorgvuldigheid
impulses => Impulsen, imps => duivels, improvisational => improviserend, improves => verbetert, improvements => verbeteringen,
