Dutch Meaning of imposter
imposter
Other Dutch words related to imposter
- acteur
- kwakzalver
- nep
- vervalser
- arm
- fraude
- oplichter
- Kwakzalver
- vals
- nep
- pretendent
- kwakzalver
- nabootser
- vervalser
- bedrieger
- onzin
- Imitator
- Imitator
- operator
- kwakzalver
- bel
- schijn
- Bluffer
- oplichter
- bedrieger
- oplichter
- imiteren
- Misleider
- poser
- oplichter
- scherper
- slachthuis
- bedrieger
- bedrieger
- oplichter
- oplichter
Nearest Words of imposter
Definitions and Meaning of imposter in English
imposter (n)
a person who makes deceitful pretenses
FAQs About the word imposter
Definition not available
a person who makes deceitful pretenses
acteur,kwakzalver,nep,vervalser,arm,fraude,oplichter,Kwakzalver,vals,nep
aas,bedreven,autoriteit,expert,dirigent,meester,Grootmeester,professional,virtuoos,whizzkid
impost => belasting, impossibly => onmogelijk, impossibleness => onmogelijkheid, impossible action => onmogelijke handeling, impossible => onmogelijk,
