Dutch Meaning of gentility
hoffelijkheid
Other Dutch words related to hoffelijkheid
- oplettendheid
- Beleefdheid
- beleefdheid
- elegantie
- galanterie
- bevalligheid
- gratie
- gastvrijheid
- Manieren
- beleefdheid
- respectabiliteit
- bedachtzaamheid
- hoffelijkheid
- fokken
- ridderlijkheid
- overweging
- hoffelijkheid
- fatsoen
- Heremanschap
- hoffelijkheid
- raffinage
- respect
- hoffelijkheid
- vriendelijkheid
- ceremonialiteit
- Ceremonieel
- ceremonie
- hartelijkheid
- fatsoen
- fatsoenlijk
- decorum
- eerbied
- formaliteit
- vriendelijkheid
- genialiteit
- vriendelijkheid
- Nederigheid
- Ridderlijkheid
- ridderlijkheid
- zachtmoedigheid
- bescheidenheid
- polijsten
- beleefdheid
- eigendom
- welvoeglijkheid
- gezelligheid
- zachtheid
- vettigheid
- ridderlijkheid
- brutaliteit
- stoutmoedigheid
- Onbeschoftheid
- onbeschaamdheid
- nonchalance
- Onbeleefdheid
- Onbeleefdheid
- Gebrek aan respect
- onbeschaamdheid
- Onbeleefdheid
- Brutaalheid
- onbeleefdheid
- Informeelheid
- Onbeschaamdheid
- onbeschoftheid
- brutaalheid
- Schaamteloosheid
- norsheid
- vulgariteit
- arrogantie
- vermetelheid
- brutaal
- clownerie
- criminaliteit
- onfatsoenlijkheid
- ongepastheid
- onjuistheid
- onbetamelijkheid
- veronderstelling
- roekeloosheid
- onhebbelijkheid
- onbeschoftheid
- plompverlorenheid
- eigenwaan
- Ongebruikelijkheid
- roekeloosheid
- onnadenkendheid
- pretentie
Nearest Words of gentility
Definitions and Meaning of gentility in English
gentility (n)
elegance by virtue of fineness of manner and expression
gentility (n.)
Good extraction; dignity of birth.
The quality or qualities appropriate to those who are well born, as self-respect, dignity, courage, courtesy, politeness of manner, a graceful and easy mien and behavior, etc.; good breeding.
The class in society who are, or are expected to be, genteel; the gentry.
Paganism; heathenism.
FAQs About the word gentility
hoffelijkheid
elegance by virtue of fineness of manner and expressionGood extraction; dignity of birth., The quality or qualities appropriate to those who are well born, as s
oplettendheid,Beleefdheid,beleefdheid,elegantie,galanterie,bevalligheid,gratie,gastvrijheid,Manieren,beleefdheid
brutaliteit,stoutmoedigheid,Onbeschoftheid,onbeschaamdheid,nonchalance,Onbeleefdheid,Onbeleefdheid,Gebrek aan respect,onbeschaamdheid,Onbeleefdheid
gentilitious => gentilicisch, gentilitial => gentilicium, gentilism => heidendom, gentilish => Welopgevoed , gentilesse => vriendelijkheid,