Dutch Meaning of contagium
besmetting
Other Dutch words related to besmetting
- besmetting
- Besmettelijke ziekte
- Infectie
- virus
- omtrent
- geschikt
- bacterie
- ongeldigheid
- spreuk
- misselijkheid
- Zwakheid
- kwaal
- Bug
- klacht
- Complicatie
- verzwakking
- zwakte
- decrepitude
- ziekte
- afwijking
- hondenziekte
- ongesteldheid
- disfunctie
- epidemie
- Zwakheid
- Koorts
- breekbaarheid
- broosheid
- ziek
- ziekte
- onpasselijkheid
- Invaliditeit
- kreupelheid
- Ziekte
- malaise
- vraag
- pandemie
- plaag
- pest
- pip
- pest
- Ziekelijkheid
- Ziekte
- ongezond
- ongezondheid
- onwel
- van streek
- zwakte
Nearest Words of contagium
Definitions and Meaning of contagium in English
contagium
a virus or living organism capable of causing a communicable disease, an agent capable of causing a communicable disease
FAQs About the word contagium
besmetting
a virus or living organism capable of causing a communicable disease, an agent capable of causing a communicable disease
besmetting,Besmettelijke ziekte,Infectie,virus,omtrent,geschikt,bacterie,ongeldigheid,spreuk,misselijkheid
Fitness,hardheid,Gezondheid,gezondheid,hartelijkheid,Robuustheid,vorm,degelijkheid,welzijn,geheelheid
contagious diseases => Besmettelijke ziekten, contagions => besmettelijke aandoeningen, contacting => contact opnemen, contacted => gecontacteerd, consummations => consumpties,
