Dutch Meaning of conjugate
vervoegen
Other Dutch words related to vervoegen
- combineren
- zekering
- medewerker
- samensmelten
- verbinden
- verbinden
- Stel
- doordringen
- meedoen
- trouwen
- verenigen
- verenigen
- verbinden
- Bondgenoot
- samenstellen
- keten
- cluster
- samengesteld
- confederale
- bijeenkomen
- sterrenbeeld
- haak
- competitie
- vriend
- Recombineren
- rejoin = opnieuw aansluiten
- hereniging
- herenigen
- Splitsen
- juk
- opnieuw verbinden
Nearest Words of conjugate
- conjugally => conjugaal
- conjugal visitation right => Recht op huwelijkse bezoekrecht
- conjugal visitation => conjugale bezoek
- conjugal right => Conjugale recht
- conjugal family => Kernfamilie
- conjugal => huwelijks
- conjointly => gezamenlijk
- conjoint => gezamenlijke
- conjoined twin => Siamese tweeling
- conjoined => samengevoegde
- conjugate solution => Gepaard gaande oplossing
- conjugated => vervoegd
- conjugated protein => Geconjugeerd eiwit
- conjugation => vervoeging
- conjunct => conjunctie
- conjunction => Voegwoord
- conjunctiva => Bindvlies
- conjunctival => Bindvlies-
- conjunctival layer of bulb => Bindvlies van het oog
- conjunctival layer of eyelids => Bindvlies van de oogleden
Definitions and Meaning of conjugate in English
conjugate (n)
a mixture of two partially miscible liquids A and B produces two conjugate solutions: one of A in B and another of B in A
conjugate (v)
unite chemically so that the product is easily broken down into the original compounds
add inflections showing person, number, gender, tense, aspect, etc.
undergo conjugation
conjugate (s)
joined together especially in a pair or pairs
(of a pinnate leaflet) having only one pair of leaflets
formed by the union of two compounds
of an organic compound; containing two or more double bonds each separated from the other by a single bond
FAQs About the word conjugate
vervoegen
a mixture of two partially miscible liquids A and B produces two conjugate solutions: one of A in B and another of B in A, unite chemically so that the product
combineren,zekering,medewerker,samensmelten,verbinden,verbinden,Stel,doordringen,meedoen,trouwen
uit elkaar gaan,dissociëren,verdelen,isoleren,deel,oplossen,sectie,afzonderlijk,Doorhakken,splitsen
conjugally => conjugaal, conjugal visitation right => Recht op huwelijkse bezoekrecht, conjugal visitation => conjugale bezoek, conjugal right => Conjugale recht, conjugal family => Kernfamilie,