Dutch Meaning of blowing up
opblazen
Other Dutch words related to opblazen
- boosmakend
- schreeuwend
- Een pakking blazen
- zijn koelbloedigheid verliezen
- uit zijn slof schieten
- uit je slof schieten
- opvlammen (omhoog)
- flipping (uit)
- woedend worden
- in woede uitbarsten
- zichzelf verliezen
- ontploffen
- een aanval krijgen
- Tegen het plafond botsen
- het **dak** opgaan
- De controle verliezen
- De controle verliezen
- knappen
- grommend
- Exploderend
- knipperende
- woedend
- stomen
- Opflakkerend (naar buiten)
- stormachtig
- afslaan
- borstelig
- brandend
- barsten
- schuimend
- fulminant
- rokende
- nors
- gekmakend
- tirade
- razend
- kokend
- sissend
- smeulend
- Smeulend
- sputteren
- ventilatie
- opwarming
- kwaadaardig
Nearest Words of blowing up
Definitions and Meaning of blowing up in English
blowing up (n)
a severe rebuke
FAQs About the word blowing up
opblazen
a severe rebuke
boosmakend,schreeuwend,Een pakking blazen,zijn koelbloedigheid verliezen,uit zijn slof schieten,uit je slof schieten,opvlammen (omhoog),flipping (uit),woedend worden,in woede uitbarsten
kalmeren,koeling (uitschakelen of afkoelen),ontspannen,Afkoelen,kalmerend,tot rust komende,sissen
blowing gas => Uitlaatgas, blowing => blazend, blowhole => Blaasgat, blowhard => bluffer, blowgun => Blaaspijp,