Dutch Meaning of apprentices
leerjongens
Other Dutch words related to leerjongens
- adjudanten
- assistenten
- aids
- assistenten
- Gedeputeerden
- zinnen
- Medewerkers
- werknemers
- Medewerkers
- helpers
- hulpkrachten
- luitenants
- dienstmeisjes
- bedienden
- sidekicks
- werknemers
- bedienden
- hulpwerkwoorden
- dienstmeisjes
- dienstmaagden
- handen
- hulp
- helpers
- huurlingen
- arbeiders
- benenmensen
- dienstmeiden
- maten
- rechterhanden
- keukenjongens
- Ondergeschikten
- moerasbewoner
- ondergeschikten
Nearest Words of apprentices
Definitions and Meaning of apprentices in English
apprentices
one who is learning by practical experience under skilled workers a trade, art, or calling, one bound by indenture (see indenture entry 1 sense 1a(3)) to serve another for a prescribed period with a view to learning an art or trade
FAQs About the word apprentices
leerjongens
one who is learning by practical experience under skilled workers a trade, art, or calling, one bound by indenture (see indenture entry 1 sense 1a(3)) to serve
adjudanten,assistenten,aids,assistenten,Gedeputeerden,zinnen,Medewerkers,werknemers,Medewerkers,helpers
professionals,veteranen,experts,meesters,Oude rotten,oudgedienden,voordelen,Dierenartsen
apprehensions => angsten, appreciations => Waardering, appraises => schat, appraisals => Beoordelingen, appositely => gepast,