Dutch Meaning of tongue-in-cheek
ironisch
Other Dutch words related to ironisch
- cynisch
- droog
- schertsend
- flippant
- ironisch
- ironisch
- aangrijpend
- vitrioolzuur
- wrang
- wrang
- hatelijk
- bitter
- bot
- vlug
- bars
- Etsend
- beknopt
- hard
- scherp
- scherp
- pittig
- verbitterd
- sarcastisch
- sardonisch
- satirisch
- satirisch
- bijtend
- ernstig
- stekelig
- streng
- beknopt
- beknopt
- scherp
- abrupt
- wrang
- zuur
- Zuur
- zurig
- scherp
- stiekem
- gebaard
- bijten
- Bot
- corrosief
- Knapperig
- kruis
- kort
- Snijden
- nors
- Oprecht
- beits
- scherp
- ruw
- scherp
- sarcastisch
- zuur
- zurig
- Taart
- taart
- scherpzinnige
- slimmerik
- Smerig
- brutaal
- snippety
- snippy
- stekelig
Nearest Words of tongue-in-cheek
Definitions and Meaning of tongue-in-cheek in English
tongue-in-cheek (s)
cleverly amusing in tone
tongue-in-cheek (r)
in a bantering fashion
not seriously
FAQs About the word tongue-in-cheek
ironisch
cleverly amusing in tone, in a bantering fashion, not seriously
cynisch,droog,schertsend,flippant,ironisch,ironisch,aangrijpend,vitrioolzuur,wrang,wrang
grappig,zacht,vrolijk,mild,speels,Flauw,diplomatiek,grappig,beleefd,glad
tongue-flower => Ossentong, tongueflower => ossentong, tongue-fish => Tong, tonguefish => Tong, tongued => getongd,