Dutch Meaning of tense up
opspannen
Other Dutch words related to opspannen
- bezorgd
- bezorgd
- nerveus
- verontrust
- onbehaaglijk
- van streek
- bezorgd
- zenuwachtig
- lastiggevallen
- bezorgd
- overstuur
- perturbatorius
- scherp
- overstuur
- kippenvel
- aarzelend
- opgewonden
- Ongerust
- Onveilig
- zenuwachtig
- nerveus
- dapper
- verstoord
- bezorgd
- misselijk
- rusteloos
- onrustig
- Stijf
- besluiteloos
- ongedurig
- op hete kolen zitten
- Op hete kolen zitten
- misselijk
- onrustig
- benadeeld
- onrustig
- in nood
- wiebelig
- voorgevoel
- geschrokken
- geprikkeld
- fretting
- gespannen
- bezorgdheid
- geobsedeerd
- spooky
- stoven
- Onafgemaakt
- zenuwachtig
- Ongespannen
- geërgerd
- in rep en roer
- fladderend
- overstuur
- verdacht
- opgehangen
- opgewonden
- geschokt
Nearest Words of tense up
Definitions and Meaning of tense up in English
tense up (v)
become tense, nervous, or uneasy
cause to be tense and uneasy or nervous or anxious
FAQs About the word tense up
opspannen
become tense, nervous, or uneasy, cause to be tense and uneasy or nervous or anxious
bezorgd,bezorgd,nerveus,verontrust,onbehaaglijk,van streek,bezorgd,zenuwachtig,lastiggevallen,bezorgd
Kalm,verzameld,vol zelfvertrouwen,cool,makkelijk,gevoelloos,ontspannen,zeker,gecontroleerd,zorgeloos
tense system => Tijdsysteem, tense => gespannen, tenrecidae => Tenrekachtigen, tenrec ecaudatus => Kaalstaarttenrek, tenrec => Tenrek,