Dutch Meaning of shutdown
afsluiten
Other Dutch words related to afsluiten
- cessatie
- dichtbij
- sluiting
- Conclusie
- einde
- einde
- stoppen
- arrestatie
- Beslag
- ophouden
- sluiting
- uitval
- stopzetting
- stopzetting
- vervaldatum
- afgerond
- verloop
- offset
- pauze
- stilstand
- blijven
- stoppen
- onderbreking
- ophanging
- beëindiging
- opschorting
- Breken
- controle
- onderbreking
- ontslag
- opzuigen
- moratorium
- uitfasering
- stilstand
- verlichting
Nearest Words of shutdown
Definitions and Meaning of shutdown in English
shutdown (n)
termination of operations
FAQs About the word shutdown
afsluiten
termination of operations
cessatie,dichtbij,sluiting,Conclusie,einde,einde,stoppen,arrestatie,Beslag,ophouden
Voortzetting,voortzetting,extensie,volharding,verlenging
shut out => uitsluiten, shut one's mouth => iemands mond snoeren, shut off => uitschakelen, shut in => buitengesloten, shut down => Uitschakelen,