Dutch Meaning of shortchange
Tekortdoen
Other Dutch words related to Tekortdoen
- beat
- valsspelen
- misleiden
- oplichten
- doen
- drukte
- plukken
- schroef
- persen
- stok
- prik
- slachtofferen
- verraden
- oplichten
- Bloeden
- Beitel
- foppen
- oplichting
- foppen
- bedriegen
- eukeren
- misbruiken
- afpersen
- viool
- fleece
- flauwekul
- gaff
- uithollen
- boeten
- knobbel
- riem
- oplichterij
- kort
- huid
- stijf
- oplichterij
- truc
- afschudden
- een ritje maken
- Naar de stomerij brengen
- voor de gek houden
- clip
- dubbelspel
- bedriegen
- Meeuw
- Slang
- melk
- Nick
- overladen
- toren
- stinkdier
- weken
- behendigheidsspelletje
- sleutel
- worstelen
- wringen
- touw (in)
- Een rad voor ogen draaien
Nearest Words of shortchange
Definitions and Meaning of shortchange in English
shortchange
to deprive of or give less than something due, to give less than the correct amount of change to, to give less than due
FAQs About the word shortchange
Tekortdoen
to deprive of or give less than something due, to give less than the correct amount of change to, to give less than due
beat,valsspelen,misleiden,oplichten,doen,drukte,plukken,schroef,persen,stok
No antonyms found.
shortages => Tekorten, short subjects => Korte films, short stories => Korte verhalen, short ballot => Korte stemming, shorings => stutten,