Dutch Meaning of nervosity
nervositeit
Other Dutch words related to nervositeit
- angst
- zorg
- angst
- onrust
- bezorgdheid
- bezorgdheid
- agitatie
- angst
- angst
- bezorgdheid
- zorgen
- wanhoop
- ongemak
- onrust
- onrust
- angst
- zenuwen
- paniek
- storing
- bezorgdheid
- stress
- zweet
- spanning
- onzekerheid
- onrust
- alarm
- wekker
- Angst
- angst
- koude voeten
- Berouw
- ontsteltenis
- wanhoop
- Verstoring
- Verslagenheid
- afleiding
- nood
- verstoring
- twijfel
- angst
- zenuwachtigheid
- voorgevoel
- onzekerheid
- zenuwen
- zenuwachtigheid
- bezorgdheid
- voorgevoel
- scrupules
- spanning
- spanning
- kwelling
- beving
- van streek
- ergernis
- Agita
- waanzin
- handwringen
Nearest Words of nervosity
- nervous => nerveus
- nervous breakdown => zenuwinzinking
- nervous disorder => zenuwaandoening
- nervous exhaustion => Zenuwinzinking
- nervous impulse => zenuwimpuls
- nervous prostration => zenuwinzinking
- nervous strain => Zenuwspanning
- nervous system => zenuwstelsel
- nervous tissue => Zenuwweefsel
- nervously => nerveus
Definitions and Meaning of nervosity in English
nervosity (n.)
Nervousness.
FAQs About the word nervosity
nervositeit
Nervousness.
angst,zorg,angst,onrust,bezorgdheid,bezorgdheid,agitatie,angst,angst,bezorgdheid
Kalm,kalmte,inhoud,tevredenheid,gemak,gemakkelijkheid,Vrede,vredelievendheid,kalmte,rustig
nervose => zenuwachtig, nervomuscular => neuromusculair, nerving => zenuwslopend, nervine => zenuwachtig, nervimotor => nervimotoor,