Dutch Meaning of motoring
autorijden
Other Dutch words related to autorijden
- gezoem
- jacht
- rijden
- vliegen
- haastend
- springen
- race
- hardlopen
- rennen
- haasten
- te snel rijden
- reizen
- reizen
- draven
- scooteren
- rits
- klimmend
- vaatje
- riem
- stralen
- laaiend
- blazend
- bout
- bowling
- Bundelen
- druk
- overhellend
- racen
- cursus
- dart
- chic
- galopperend
- haasten
- hurling
- razende
- haasten
- spuitkoppen
- Joggen
- knippen, knijpen
- stuiteren
- rammen
- scheuren
- pijlsnel
- geritsel
- saboteren
- Tranen
- wervelend
- kloppen
- briesje
- kraken (op)
- Haring
- overdrijven
- trede
- inzoomen
- Versnellend
- kever
- bombardement
- vluchtig
- ijverig
- voorbijgaan
- overtreffend
- inhalen
- snel
- rennende
- voortjagend
- gevecht
- zoemen
- Kanonskogel
- op pad gaan
- Haastige
- snel
- sporen maken
- Inhalend
- dansen
- sprinten
- Stampij
- Erop trappen
- naar buiten gaan
- strepen
Nearest Words of motoring
Definitions and Meaning of motoring in English
motoring (n)
the act of driving an automobile
motoring (n.)
Act or recreation of riding in or driving a motor car or automobile.
motoring (a.)
Pertaining to motor cars or automobiles, or to the technology of such; addicted to riding in or driving automobiles; as, motoring parlance; my motoring friend.
FAQs About the word motoring
autorijden
the act of driving an automobileAct or recreation of riding in or driving a motor car or automobile., Pertaining to motor cars or automobiles, or to the technol
gezoem,jacht,rijden,vliegen,haastend,springen,race,hardlopen,rennen,haasten
Kruipend,kruipend,treuzelen,slepen,achterliggend,aanhoudend,prikken,Hangend (rond of buiten),slenterende,drentelend
motorial => Motorisch, motored => Gemotoriseerd, motor-driven => motorisch, motorcyclist => motorrijder, motorcycling => motorrijden,
