Dutch Meaning of maker
maker
Other Dutch words related to maker
- bouwer
- Ontwerper
- fabrikant
- maker
- Distributeur
- ingenieur
- fabriek
- Vernieuwer
- Uitvinder
- fabriek
- molen
- operatief
- Plant
- producent
- Aanbieder
- winkel
- leverancier
- werkt
- Workshop
- architect
- Kunstenaar
- Ambachtsman
- kunstenaar
- Medeoprichter
- ontwerper
- bedenker
- ambachtsman
- ambachtsman
- ontwikkelaar
- ontwerper
- oprichter
- generator
- klusjesman
- inbrenger
- gezel
- meester
- Hersenspinsel
- monteur
- pionier
- leverancier
- leverancier
- onderzoeker
- shaper
- smid
- Spawner
- handelaar
- arbeider
- wright
- ambachtsman
- Handarbeidster
- formulateur
Nearest Words of maker
Definitions and Meaning of maker in English
maker (n)
a person who makes things
terms referring to the Judeo-Christian God
a business engaged in manufacturing some product
maker (n.)
One who makes, forms, or molds; a manufacturer; specifically, the Creator.
The person who makes a promissory note.
One who writes verses; a poet.
FAQs About the word maker
maker
a person who makes things, terms referring to the Judeo-Christian God, a business engaged in manufacturing some productOne who makes, forms, or molds; a manufac
bouwer,Ontwerper,fabrikant,maker,Distributeur,ingenieur,fabriek,Vernieuwer,Uitvinder,fabriek
No antonyms found.
make-peace => vrede stichten, makeover => Make-over , makeless => makeloos, make-game => Maak een spel, makedonija => Macedonië,
