Dutch Meaning of infuser

infuser

Other Dutch words related to infuser

synoniemen

• doordringen
• doordringen
• kosten
• opvrolijken
• vullen
• overstroming
• inprenten
• inoculeren
• beleg
• verkwikken
• steil
• animeren
• verdrinken
• begiftigen
• implantaat
• aandoen
• ingeworteld
• inboezemen
• overspoelen
• gist
• overweldigen
• doordringen
• Plant
• verzadigen
• onderdompelen

antoniemen

• beroven
• verwijderen
• duidelijk
• desinvesteren
• elimineren
• Strip
• meenemen (weg)
• leeg

Definitions and Meaning of infuser in English

Webster

infuser (n.)

One who, or that which, infuses.

FAQs About the word infuser

What is the Dutch meaning of the word infuser

infuser

What is the English meaning of the word infuser

One who, or that which, infuses.

What are the synoniemen of the word infuser

doordringen,doordringen,kosten,,opvrolijken,vullen,overstroming,inprenten,inoculeren,beleg

What are the antoniemen of the word infuser

beroven,verwijderen,duidelijk,desinvesteren,elimineren,Strip,meenemen (weg),leeg