Dutch Meaning of incorporator
oprichter
Other Dutch words related to oprichter
Nearest Words of incorporator
Definitions and Meaning of incorporator in English
incorporator (n.)
One of a number of persons who gets a company incorporated; one of the original members of a corporation.
FAQs About the word incorporator
oprichter
One of a number of persons who gets a company incorporated; one of the original members of a corporation.
assimileren,integreren,absorberen,combineren,belichamen,accultureren,wennen,samensmelten,mengen,coöpteren
afbraak,uit elkaar gaan,verdelen,afzonderlijk,klieven,losmaken,verspreiden, verstrooien,oplossen,Echtscheiding,deel
incorporative => incorporerende, incorporation => Inlijving, incorporating => integreren, incorporated => NV, incorporate => incorporeren,
