Dutch Meaning of imposture
bedrog
Other Dutch words related to bedrog
- gekunsteldheid
- demonstratie
- Beeldscherm
- fictie
- imitatie
- insinuatie
- Gelijkenis
- doen alsof
- fantasie
- Pose
- Voorwendsel
- Voorwendsel
- representatie
- simulatie
- Mantel
- vermomming
- effect
- exterieur
- gevel
- voorzijde
- Glans
- hint
- afbeelding
- implicatie
- indruk
- Masker
- mascaradefestijn
- patina
- gelijkenis
- vorm
- schelp
- voorstel
- oppervlak
- fineer
- gevel
- lucht
- uiterlijk
- voorkomen
- naam
- uitgaand
- Potjomkindorp
- schijnbaar
- Gelijkenis
- Laten zien
Nearest Words of imposture
Definitions and Meaning of imposture in English
imposture (n)
pretending to be another person
imposture (n.)
The act or conduct of an impostor; deception practiced under a false or assumed character; fraud or imposition; cheating.
FAQs About the word imposture
bedrog
pretending to be another personThe act or conduct of an impostor; deception practiced under a false or assumed character; fraud or imposition; cheating.
gekunsteldheid,demonstratie,Beeldscherm,fictie,imitatie,insinuatie,Gelijkenis,doen alsof,fantasie,Pose
kunstloosheid,recht door zee,Naiviteit,oprechtheid,argeloosheid,Oprechtheid,directheid ,openheid,eenvoud,openhartigheid
imposturage => bedrog, impostrous => pretentieus, impostrix => bedriegster, impostress => Bedriegster, impostorship => bedrog,