Dutch Meaning of gospeller
evangelist
Other Dutch words related to evangelist
- pleitbezorger
- pleitbezorger
- apostel
- exponent
- vriend
- Hogepriester
- promotor
- Voorstander
- supporter
- versterker
- kampioen
- heraut
- paladijn
- Hoofdpersoon
- Ware gelovige
- witte ridder
- aanhanger
- sponsor
- cheerleader
- leerling
- aannemen
- uitlegger
- Volger
- Hogepriester
- tolk
- loyalist
- partijdig
- partisan
- standvastig
- tamboerijn
Nearest Words of gospeller
- gospelizing => evangeliserend
- gospelized => geëvangeliseerd
- gospelize => evangeliseren
- gospeler => evangelist
- gospel truth => evangeliewaarheid
- gospel singing => Gospel
- gospel of luke => Evangelie volgens Lucas
- gospel according to matthew => Evangelie volgens Mattheüs
- gospel according to mark => Evangelie volgens Marcus
- gospel according to luke => Evangelie volgens Lucas
Definitions and Meaning of gospeller in English
gospeller (n)
a preacher of the Christian gospel
FAQs About the word gospeller
evangelist
a preacher of the Christian gospel
pleitbezorger,pleitbezorger,apostel,exponent,vriend,Hogepriester,promotor,Voorstander,supporter,versterker
tegenstander,antagonist,vijand,Tegenstander,criticus,vijand,rivaal,denigrerend persoon,vitter
gospelizing => evangeliserend, gospelized => geëvangeliseerd, gospelize => evangeliseren, gospeler => evangelist, gospel truth => evangeliewaarheid,