Dutch Meaning of furnisher
Meubelmaker
Other Dutch words related to Meubelmaker
- uitrusten
- aanbod
- luisteren naar
- uitrusten
- Uitrusten
- omgorden
- outfit
- voorbereiden
- heden
- voorziening
- Installatie
- toewijzen
- toewijzen
- verdelen
- arm
- toewijzen
- verlenen
- bijdragen
- Delen (uit)
- verstrekken
- distribueren
- uitdelen
- doneren
- versterken
- geven
- uitdelen
- uitrusting
- uitdelen
- (verdelen)
- portie
- evenredig verdelen
- Herinrichten
- aandelen
- winkel
Nearest Words of furnisher
Definitions and Meaning of furnisher in English
furnisher (n.)
One who supplies or fits out.
FAQs About the word furnisher
Meubelmaker
One who supplies or fits out.
uitrusten,aanbod,luisteren naar,uitrusten,Uitrusten,omgorden,outfit,voorbereiden,heden,voorziening
beroven,desinvesteren,Strip,onterven
furnished => gemeubileerd, furnish => voorzien, furniment => Meubilair, furnarius => Bakker, furnariidae => Ovenvogels,