Dutch Meaning of fastener
fastener
Other Dutch words related to fastener
- kraag
- ingedrukt houden
- holding
- dwangbuis
- stropdas
- keten
- opsluiting
- beperking
- slavernij
- Verstrengeling
- Hinkelen
- vasthouden
- net
- terughoudendheid
- beperking
- Dwangbuis
- netwerk
- Band
- binden
- obligatie
- Armband
- gevangenschap
- manchetten
- Trottoirband
- ketens
- boeien
- handboeien
- belemmering
- gevangenisstraf
- opsluiting
- strijkijzers
- ligatuur
- handboeien (pl.)
- boeien
- val
Nearest Words of fastener
Definitions and Meaning of fastener in English
fastener (n)
a person who fastens or makes fast
restraint that attaches to something or holds something in place
fastener (n.)
One who, or that which, makes fast or firm.
FAQs About the word fastener
Definition not available
a person who fastens or makes fast, restraint that attaches to something or holds something in placeOne who, or that which, makes fast or firm.
kraag,ingedrukt houden,holding,dwangbuis,stropdas,keten,opsluiting,beperking,slavernij,Verstrengeling
No antonyms found.
fastened => vastgemaakt, fasten on => vastmaken, fasten => vastmaken, fasted => nuchter, fast-breaking => vastenbreken,
