Dutch Meaning of enunciator
spreker
Other Dutch words related to spreker
Nearest Words of enunciator
Definitions and Meaning of enunciator in English
enunciator (n.)
One who enunciates or proclaims.
FAQs About the word enunciator
spreker
One who enunciates or proclaims.
gearticuleerd,zeggen,spreken,uiten,uitspreken,vertellen,uiten,verbaliseren,stem,Spreek je uit
twijfelen,grom,stoppen,Aarzelen,mond,mompelen,sputteren,stotteren,struikelen,stotteren
enunciative => enunciatief, enunciation => uitspraak, enunciating => uitspraak, enunciated => gearticuleerd, enunciate => uitspreken,