Dutch Meaning of disassociate
Dissociëren
Other Dutch words related to Dissociëren
- loskoppelen
- dissociëren
- verdelen
- afzonderlijk
- Doorhakken
- splitsen
- uit elkaar gaan
- ontleding
- Ontkoppeling
- losmaken
- losmaken
- niet aansluitend
- ontleden
- Dissecteren
- oplossen
- uiteenvallen
- Echtscheiding
- isoleren
- deel
- trekken
- vertakken
- oplossen
- Verdelen
- scheiden
- loskoppelen
- loskoppelen
- vertakken
- Halveren
- Breken
- afbraak
- klieven
- afsluiten
- dichotomiseren
- demonteren
- Loskoppelen
- ontwarren
- desintegreren
- breken
- breuk
- fragment
- fragmenteren
- halve
- Isoleren
- partitie
- kwart
- scheuren
- kloof
- scheuren
- klinken
- breuk
- afzonderen
- segment
- Scheiden
- beslag leggen
- traan
- trisecteren
- ontrafelen
- losmaken
- loskoppelen
- fractionaliseren
- fragmenteren
Nearest Words of disassociate
- disassimilative => unassimilatief
- disassimilation => dissimilatie
- disassimilate => desassimileren
- disassiduity => onregelmatige aanwezigheid
- disassenter => dissident
- disassent => afwijkend standpunt
- disassembly => demontage
- disassemble => demonteren
- disarticulator => disarticulator
- disarticulate => gearticuleerd
Definitions and Meaning of disassociate in English
disassociate (v)
part; cease or break association with
disassociate (v. t.)
To disconnect from things associated; to disunite; to dissociate.
FAQs About the word disassociate
Dissociëren
part; cease or break association withTo disconnect from things associated; to disunite; to dissociate.
loskoppelen,dissociëren,verdelen,afzonderlijk,Doorhakken,splitsen,uit elkaar gaan,ontleding,Ontkoppeling,losmaken
medewerker,combineren,meedoen,link,mix,verenigen,verenigen,samenstellen,bijvoegen,binden
disassimilative => unassimilatief, disassimilation => dissimilatie, disassimilate => desassimileren, disassiduity => onregelmatige aanwezigheid, disassenter => dissident,