Dutch Meaning of carjacking
Carjacking
Other Dutch words related to Carjacking
- ontvoering
- kaping
- winkeldiefstal
- Inbraak
- plundering
- verduistering
- kaping
- plundering
- kleine diefstal
- Kleine diefstal
- diefstal
- diefstal
- plundering
- plundering
- stroperij
- Sjanghaien
- Plundering
- banditisme
- plundering
- verduistering
- diefstal
- Ent
- inbraak
- diefstal
- verkeerd gebruik maken van
- Verduistering
- verduistering
- piraterij
- diefstal
- geritsel
- smokkel
- Stealing
- diefstal
- diefstal
Nearest Words of carjacking
- cark => Bestaat niet
- carkanet => halsketting
- carking => slopend
- carl => Karel
- carl anderson => Carl Anderson
- carl august nielsen => Carl August Nielsen
- carl clinton van doren => Carl Clinton van Doren
- carl david anderson => Carl David Anderson
- carl gustaf mossander => Carl Gustaf Mosander
- carl gustav jung => Carl Gustav Jung
Definitions and Meaning of carjacking in English
carjacking (n)
the violent theft of an occupied car
FAQs About the word carjacking
Carjacking
the violent theft of an occupied car
ontvoering,kaping,winkeldiefstal,Inbraak,plundering,verduistering,kaping,plundering,kleine diefstal,Kleine diefstal
No antonyms found.
carjack => carjacking, carissa plum => Karissapruim, carissa macrocarpa => Natal pruim, carissa grandiflora => Wilde vijg, carissa bispinosa => Carissa bispinosa,
