Dutch Meaning of attendance
aanwezigheid
Other Dutch words related to aanwezigheid
- assistentie
- aandacht
- service
- vooruitgang
- hulp
- Assistentie
- steun
- boost
- zorgen
- Aanmoediging
- facilitering
- hand in hand
- hulp
- helpende hand
- lift
- patronage
- promotie
- sponsoring
- steun
- medeplichtigheid
- advies
- Weldaad
- weldadigheid
- liefdadigheid
- advocaat
- gunst
- doorsturen
- bevordering
- verder
- begeleiding
- hand
- vriendelijkheid
- voordeel
- mentoring
- koestering
- filantropie
- reliëf<br>
Nearest Words of attendance
Definitions and Meaning of attendance in English
attendance (n)
the act of being present (at a meeting or event etc.)
the frequency with which a person is present
the number of people that are present
attendance (v. t.)
Attention; regard; careful application.
The act of attending; state of being in waiting; service; ministry; the fact of being present; presence.
Waiting for; expectation.
The persons attending; a retinue; attendants.
FAQs About the word attendance
aanwezigheid
the act of being present (at a meeting or event etc.), the frequency with which a person is present, the number of people that are presentAttention; regard; car
assistentie,aandacht,service,vooruitgang,hulp,Assistentie,steun,boost,zorgen,Aanmoediging
onoplettendheid,onoplettendheid,nalatigheid,nalatigheid,nalatigheid
attend to => verzorgen, attend => bijwonen, attemptive => pogend, attempting => poging, attempter => poger,
