Dutch Meaning of aider
helpen
Other Dutch words related to helpen
- adjudant
- leerling
- assistent
- afgevaardigde
- adjunct
- coadjutor
- hulp
- helper
- hulp
- luitenant
- vriend
- bediende
- Sidekick
- Deelnemer
- hulp
- werknemer
- medewerker
- hand
- Dienstmeid
- dienstmaagd
- helpster
- huurling
- arbeider
- Beenman
- meid
- dienstmeid
- rechterhand
- keukenjongen
- ondergeschikt
- ondergeschikte, onderknuppel
- arbeider
Nearest Words of aider
Definitions and Meaning of aider in English
aider (n.)
One who, or that which, aids.
FAQs About the word aider
helpen
One who, or that which, aids.
adjudant,leerling,assistent,afgevaardigde,adjunct,coadjutor,hulp,helper,hulp,luitenant
Nadeel,nadeel,belemmering,belemmering,min,hindernis,beperking,last,remmer,Aansprakelijkheid
aide-memoire => Aide-mémoire, aide-de-camp => adjudant, aided => geholpen, aid-de-camp => adjudant, aidant => hulpperson,