Dutch Meaning of was
was
Other Dutch words related to was
Nearest Words of was
Definitions and Meaning of was in English
was (imp.)
of Be
was (v.)
The first and third persons singular of the verb be, in the indicative mood, preterit (imperfect) tense; as, I was; he was.
FAQs About the word was
was
of Be, The first and third persons singular of the verb be, in the indicative mood, preterit (imperfect) tense; as, I was; he was.
bestond,woonde,geregeerd,ademde,voortgezet,bloeide,bestond,overleefd,bleef,verblijfplaats
overleden,stierf,Verdwenen,beëindigd,verlopen,overleden,omgekomen,gestopt,bezweek,Gestopt
warye => voorzichtig, wary => behoedzaam, war-worn => oorlogszuchtig, warworn => oorlogsmoe, warwickite => Warwickiet,
