Dutch Meaning of vital
Vitaal
Other Dutch words related to Vitaal
- dynamisch
- Energiek
- levendig
- krachtig
- robuust
- krachtig
- atletisch
- in staat
- geschikt
- FLUSH
- gezond
- wellustig
- machtig
- bloeddorstig
- levendig
- sterk
- taai
- animatie
- gespierd
- gespierd
- vlug
- Gespierd
- Competent
- chic
- energiek
- verlevendigd
- stevig
- versterkt
- Rossig
- gezond
- winterhard
- hartelijk
- husky
- versterkt
- kinetisch
- Moedig
- Gespierd
- pittig
- Machtig
- verfrissend
- verjongd
- gerevitaliseerd
- robuust
- robuust
- geluid
- Vrolijk
- standvastig
- fors
- stevig
- stevig
- viriel
- gerevitaliseerd
- Levendig
- pittig
Nearest Words of vital
- vitaille => voedsel
- vitaceae => Wijnstokfamilie
- visually impaired person => Persoon met een visuele beperking
- visually impaired => Visueel gehandicapt persoon
- visually challenged => Visueel beperkt
- visually => visueel
- visualizer => visualisator
- visualized => gevisualiseerd
- visualize => Visualiseren
- visualization => Visualisatie
Definitions and Meaning of vital in English
vital (s)
urgently needed; absolutely necessary
performing an essential function in the living body
full of spirit; full of life
manifesting or characteristic of life
vital (a.)
Belonging or relating to life, either animal or vegetable; as, vital energies; vital functions; vital actions.
Contributing to life; necessary to, or supporting, life; as, vital blood.
Containing life; living.
Being the seat of life; being that on which life depends; mortal.
Very necessary; highly important; essential.
Capable of living; in a state to live; viable.
vital (n.)
A vital part; one of the vitals.
FAQs About the word vital
Vitaal
urgently needed; absolutely necessary, performing an essential function in the living body, full of spirit; full of life, manifesting or characteristic of lifeB
dynamisch ,Energiek,levendig,krachtig,robuust,krachtig,atletisch,in staat,geschikt,FLUSH
teer,saai,Flauw,Zwak,zwak,impotent,zwak,lusteloos,lusteloos,machteloos
vitaille => voedsel, vitaceae => Wijnstokfamilie, visually impaired person => Persoon met een visuele beperking, visually impaired => Visueel gehandicapt persoon, visually challenged => Visueel beperkt,