Dutch Meaning of station wagon
Stationwagen
Other Dutch words related to Stationwagen
- coach
- Coupé
- motorvoertuig
- sportwagen
- SUV
- wagen
- houtachtig
- stadsauto
- automatisch
- auto
- bus
- auto
- cabriolet
- Coupé
- Soesje
- Hardtop
- Hatchback
- Paardenloze koets
- middelste
- Jeep
- limousine
- mini
- Minibus
- bestelbus
- auto
- Sport Utility Vehicle (SUV)
- stockcar
- Subcompact
- toerwagen
- Bestelwagen
- Fastback
- Landzeiler
- musclecar
- notchback
- Cabrio
- V8
- wielen
- stationwagen
- compact
- kist
- benzineslurper
- Hybride
- roestbak
- sloop
- Machine
- Miniauto
- motor
- bus
- phaeton
- Roadster
- Sedan
- rammelbak
- minibus
- Tin Lizzie
- Turboauto
Nearest Words of station wagon
- stationariness => Stationariteit
- stationary => stationair
- stationary stochastic process => Stationair stochastisch proces
- stationary wave => Staande golf
- stationer => papierhandelaar
- stationery => kantoorbenodigdheden
- stationery seller => Schrijwarenhandelaar
- stationmaster => Stationschef
- stations => stations
- stations of the cross => kruisweg
Definitions and Meaning of station wagon in English
station wagon (n)
a car that has a long body and rear door with space behind rear seat
FAQs About the word station wagon
Stationwagen
a car that has a long body and rear door with space behind rear seat
coach,Coupé,motorvoertuig,sportwagen,SUV,wagen,houtachtig,stadsauto,automatisch,auto
No antonyms found.
station waggon => stationwagen, station of the cross => Kruisweg, station keeper => stationschef, station house => politiebureau, station agent => stationschef,
