Dutch Meaning of sleepwalking
Slaapwandelen
Other Dutch words related to Slaapwandelen
Nearest Words of sleepwalking
Definitions and Meaning of sleepwalking in English
sleepwalking (n)
walking by a person who is asleep
sleepwalking (n.)
Walking in one's sleep.
FAQs About the word sleepwalking
Slaapwandelen
walking by a person who is asleepWalking in one's sleep.
In coma,dromend,gehypnotiseerd,halfbewust,Slaperig,gefascineerd,knikken,slapen,slaperig,slaperig
wakker,bewust,bewust,slapeloos,wakker,wijd wakker,opgewonden,ontwaakt,omhoog,opgewonden
sleepwalker => slaapwandelaar, sleepwalk => slaapwandelen, sleepwaking => slaapwandelen, sleepwaker => slaapwandelaar, sleepover => Pyjamafeestje,
