Dutch Meaning of shook down
schudding
Other Dutch words related to schudding
- beat
- Bedrogen
- deed
- (haasten)
- geplukt
- geschroefd
- vast
- gestoken
- Afgezet
- geknepen
- verraden
- Opgelicht
- bloedend
- gebeiteld
- gebeiteld
- bedotten
- geknipt
- bedrogen
- opgelicht
- uitgebuit
- peuterde
- geschoren
- misleid
- gehaakt
- gemulcteerd
- Ruimen
- krom
- gevild
- gesjoemel
- Truc
- slachtoffer
- verstuikt
- opgelicht
- beetnemen
- deed in
- genaaid
- bedriegen
- Gidst
- gespoten
- kreupel
- tekort gedaan
- kortgesloten
- Stomdronken
- Verkocht een rekening goederen aan
- stijf
- beetgenomen
- opgelicht
- Een ritje maken
- naar de stomerij gebracht
- Voor de gek gehouden
- Geduped
- afgeperst
- uitgehold
- gefopt
- gemolken
- ingesneden
- doordrenkt
- wrest
- uitgewrongen
- Gezeur
- Dubbel gekruist
- Overbelast
- binnengehaald (in)
Nearest Words of shook down
Definitions and Meaning of shook down in English
shook down
to make a thorough search of, a testing under operating conditions of something new (as a ship) for possible faults or for the operators to become more familiar with it, a process or period of adjustment, a testing under operating conditions of something new (such as a ship) for possible faults and defects and for familiarizing the operators with it, an improvised bed (such as one made up on the floor), a thorough search, to bring about a reduction of, an act or instance of shaking someone down, to settle down, to take up temporary quarters, a boisterous dance, to become accustomed especially to new surroundings or duties, to obtain money from in a deceitful, contemptible, or illegal manner, to give a shakedown test to, extortion, to occupy an improvised or makeshift bed
FAQs About the word shook down
schudding
to make a thorough search of, a testing under operating conditions of something new (as a ship) for possible faults or for the operators to become more familiar
beat,Bedrogen,deed,(haasten),geplukt,geschroefd,vast,gestoken,Afgezet,geknepen
No antonyms found.
shook a leg => een been schudden, shoehorning => schoenlepel, shoehorned => ergens met de schoenlepel in wringen, shocks => schokken, shock jock => schokjockey,
