Dutch Meaning of self-activity
zelfactiviteit
Other Dutch words related to zelfactiviteit
No Synonyms and anytonyms found
Nearest Words of self-activity
- self-active => zelfwerkzaam
- self-activating => zelfactiverend
- self-action => zelfbeweging
- self-acting => zelfwerkend
- self-accused => zelfbeschuldigend
- self-accusation => Zelfbeschuldiging
- self-absorption => zelfabsorptie
- self-absorbed => egoïstisch
- self-abnegation => Zelfverloochening
- self-abnegating => zelfopofferend
- self-adapting program => zelf-aanpassend programma
- self-addressed => met gefrankeerd retouradres
- self-adjusting => zelf-instellend
- self-admiration => zelfverheerlijking
- self-affairs => eigen zaken
- self-affrighted => Zichzelf bangmakend
- self-aggrandisement => zelfverheerlijking
- self-aggrandising => zelfverheffend
- self-aggrandizement => Zelfverheerlijking
- self-aggrandizing => zichzelfverheffend
Definitions and Meaning of self-activity in English
self-activity (n.)
The quality or state of being self-active; self-action.
FAQs About the word self-activity
zelfactiviteit
The quality or state of being self-active; self-action.
No synonyms found.
No antonyms found.
self-active => zelfwerkzaam, self-activating => zelfactiverend, self-action => zelfbeweging, self-acting => zelfwerkend, self-accused => zelfbeschuldigend,
