Dutch Meaning of play-off
play-off
Other Dutch words related to play-off
- kampioenschap
- derby
- laatste
- Halve finale
- gevecht
- Biatlon
- conflict
- tienkamp
- sportdag
- gymkhana
- zevenkamp
- Marathon
- Wedstrijd
- burgers
- Nightcap
- open
- uitstapje
- vijfkamp
- race
- scrimmage
- schermutseling
- Worsteling
- toernooi
- toernooi
- Triatlon
- Touwtrekken
- strijd
- Atletiek
- omtrent
- wedstrijd
- wedstrijd
- evenement
- spel
- hitte
- wedstrijd
- ontmoeten
- bijeenkomst
- rond
- set
- sport
- loterij
- Loterij
- Ultramarathon
- volley
Nearest Words of play-off
- playmates => speelkameraadjes
- playlands => speelplaatsen
- playland => pretpark
- playing up => toneelspelen
- playing out => spelend
- playing ducks and drakes with => spelen met eenden en draken met
- playing down => bagatelliseren
- playing (with) => spelen (met)
- playing (upon) => Spelen (op)
- playing (on or upon) => bespelen (op of over)
Definitions and Meaning of play-off in English
FAQs About the word play-off
play-off
kampioenschap,derby,laatste,Halve finale,gevecht,Biatlon,conflict,tienkamp,sportdag,gymkhana
No antonyms found.
playmates => speelkameraadjes, playlands => speelplaatsen, playland => pretpark, playing up => toneelspelen, playing out => spelend,
