Dutch Meaning of obtrusion
Opdringen
Other Dutch words related to Opdringen
- inbreuk
- overtreding
- inbreuk
- Beknelling.
- overtreding
- inbreuk
- indringing
- invasie
- overtreding
- onrechtmatige inbezitneming
- negeren
- uitval
- vergeten
- negerend
- inval
- inbreuk
- inval
- wangedrag
- overtreding
- wanprestatie
- misdrijf
- overtreding
- overval
- Zonde
- criminaliteit
- afdaling
- misdrijf
- nalatigheid
- niet-naleving
- met uitzicht op
- verkeerd
Nearest Words of obtrusion
Definitions and Meaning of obtrusion in English
obtrusion (n.)
The act of obtruding; a thrusting upon others by force or unsolicited; as, the obtrusion of crude opinions on the world.
That which is obtruded.
FAQs About the word obtrusion
Opdringen
The act of obtruding; a thrusting upon others by force or unsolicited; as, the obtrusion of crude opinions on the world., That which is obtruded.
inbreuk,overtreding,inbreuk,Beknelling.,overtreding,inbreuk,indringing,invasie,overtreding,onrechtmatige inbezitneming
handhaving,respecterende,handhaving,niet-inbreuk
obtruncation => inkorting, obtruncate => afgestompt, obtruding => opdringerig, obtruder => indringer, obtruded => opgedrongen,
