Dutch Meaning of loquacity
spraakzaamheid
Other Dutch words related to spraakzaamheid
Nearest Words of loquacity
Definitions and Meaning of loquacity in English
loquacity (n)
the quality of being wordy and talkative
loquacity (n.)
The habit or practice of talking continually or excessively; inclination to talk too much; talkativeness; garrulity.
FAQs About the word loquacity
spraakzaamheid
the quality of being wordy and talkativeThe habit or practice of talking continually or excessively; inclination to talk too much; talkativeness; garrulity.
Welbespreedheid,vlotheid,Spraakzaamheid,Spraakzaamheid,spraakzaamheid,welbespraaktheid,spraakzaamheid,spraakzaamheid,spraakzaamheid,Woordrijkheid
stomheid,stilte,Spraakloosheid,stilte,Onsamenhangendheid,Onwelsprekendheid,terughoudendheid,zwijgzaamheid ,stemloosheid ,reserve
loquaciousness => Spraakzaamheid, loquaciously => spraakzaam, loquacious => spraakzaam, lopsidedness => scheefheid, lopsidedly => scheef,
