Dutch Meaning of houseguest
huisgast
Other Dutch words related to huisgast
Nearest Words of houseguest
Definitions and Meaning of houseguest in English
houseguest (n)
a guest entertained in your house
FAQs About the word houseguest
huisgast
a guest entertained in your house
Beller,dalen,gast,Bezoeker,indringer,vaste gast,hanger,genodigde,Bezoeker,bedrijf
bewoner,inwoner,bewoner,inwoner,medewerker,inwoner,inwoner,gastheer,Hostess,inwoner
houseful => Vol huis, housefly => Huisvlieg, housefather => huisvader, housedog => Huishond, housed => gehuisvest,
